Press "Enter" to skip to content

De fluïde praktijk van de productontwerper

Een reflectie op de bachelor of design in product design aan de HKU.

“Ik dacht bij de afdeling product binnen kaders te leren werken. Prettig leek me dat. Maar het bleek het tegenovergestelde. Weinig kaders, veel mogelijkheden.” Met deze opmerking sloot Arlette Beerenfenger haar bachelor of design in product design af aan de HKU.

Beerenfengers afstudeerproject PER-PE-TU-UM was iets tussen een restaurantconcept, dinerperformance en een meditatieplatform in. Een mentale en fysieke treatment met een maatschappijkritisch randje. Overvloed, eenzaamheid, aandacht en alledaagse esthetiek waren enkele van de thema’s die op poëtische wijze tijdens de performance aan bod kwamen. De setting en enscenering was door Beerenfenger bedacht en ontworpen en samen met de koks, de muziekkunstenaar en de woorddichter die ze had uitgenodigd uitgewerkt tot een overtuigende avond. Zo overtuigend dat ze er de HKU-award voor ontving.

Pauze

Wat achterblijft voor de gelukkigen die waren uitgenodigd voor PER-PE-TU-UM is de sensatie van de eenmalige ervaring. Geen product om te kopen of te delen. Geen fysieke herinnering. Eerder een mentale pauze die daarna weer vloeibaar overloopt in het dagelijkse leven. En toch symboliseert PER-PE-TU-UM bij uitstek de huidige conditie van het vak productontwerpen: steeds meer hedendaagse productontwerpers betwisten de conventionele ideeën over wat design is, of zou moeten zijn. We sluiten een periode af waarin productontwerpers puur koopwaar of producten voor het gerief ontwerpen. Het vak is fluïde geworden en lijkt door de vele nieuwe technische mogelijkheden en de transdisciplinaire samenwerking onbegrensd te zijn. Maar juist daardoor is er behoefte aan reflectie, aan een pauzemoment. Jonge ontwerpers stellen zichzelf vragen. Welke positie kan de ontwerper in de maatschappij innemen? Waar sta ik? Waar staan wij? Wat kunnen we leren van de erfenis van de vorige generatie ontwerpers? Zijn er niet al genoeg producten? Hoe kan ik actief een sociale bijdrage leveren? Aan wie wil ik perspectief bieden? Wat is duurzaam? Waar begint mijn verantwoordelijkheid en waar eindigt deze? En welke tools kan ik inzetten? De huidige en waarschijnlijk ook de toekomstige generatie ontwerpers is in constante transitie. Op zoek naar nieuwe verhalen om aan vast te houden. Zij lossen niet alleen problemen op, ze gaan er ook naar op zoek. Ze zijn makers en betekenisgevers, uitvinders en sociaal entrepreneurs. En in welke vorm dat uiteindelijk gestalte krijgt is vooraf niet te voorspellen. Of zoals design curator en docent Jan Boelen de huidige ontwerppraktijk formuleert: “Design is advancing into an experimental, collaborative territory where it is employed and implemented as a tool to question and transform ideas about industrial production, public and private space, and pre-established systems and networks. The materialized object is still relevant as a tool, as a solution, as an agent or provocateur, as a Trojan horse, as value and as metaphor, to make us aware of a situation and to develop strategies and tactics to change systems and the powers that occupy a system.”[1]

Breed palet

Het is niet vreemd dat er in deze zoektocht naar nieuwe uitingsvormen en betekenissen voor het vak productontwerp ook nieuwe subdisciplines ontstaan. En dat voor elke subdiscipline – vaak om bestaansrecht en expertise te claimen – steeds weer nieuwe vaardigheden van ontwerpers worden geëist. Designopleidingen springen hierop in door nieuwe afstudeerrichtingen of masters te ontwikkelen. In food design, social design, material design, critical design, design & sustainability of bijvoorbeeld experience design. Bij al deze studies gaat het om het inzetten van ontwerpmethodieken en strategieën binnen een bepaald onderzoeksveld. Een food designer hoeft geen koksschool gevolgd te hebben, en een social designer geen sociale wetenschappen, maar enige vakkennis van het onderzoeksveld of gebied is uiteraard wel gewenst. De vraag is hoe strikt die nieuwe richtingen moeten worden afgebakend? En hoe een bachelor student het beste voor te bereiden op de breedte van het vak- en onderzoeksveld?

Beerenfenger’s PER-PE-TU-UM lijkt een atypisch project voor een afdeling product design, maar dat is het aan de HKU niet. Binnen de bachelor productontwerp van de HKU heerst de overtuiging dat met een goede basis van de ontwerpmechanismen (vorm- en materiaalgevoel, esthetiek, design thinking, presentatie & communicatie) en het stimuleren van een nieuwsgierige, onderzoekende en samenwerkende houding, de student zich goed kan voorbereiden op de richting of het materiaal waarmee hij/zij zich binnen het vakgebied wil profileren en bekwamen. Op de HKU dus geen onderverdeling van design in tal van verschillende kennisdomeinen, maar de nadruk op design als een attitude. En deze aanpak levert een prachtig palet aan afstudeerwerk op dat recht doet aan de huidige fluïde ontwerppraktijk. Een student met een fascinatie voor vervoersmiddelen kan hier net zo goed afstuderen als een student die de roeping voelt om iets constructiefs bij te dragen aan de dagelijkse problematiek van uitgeprocedeerde asielzoekers. En ook een studente die haar autonome handschrift wil vertalen naar beeldende pronkstukken van porselein. Startpunt van al deze verschillende afstudeerprojecten is een authentieke onderzoeksvraag, of een goed gestelde, open opdracht.

Een mooi voorbeeld van zo’n authentieke onderzoeksvraag is het afgebakende, lokale onderzoek Hier loit t ressie van Chantal Kaag, afgestudeerd in 2014. Haar voorliefde voor het West-Friese landschap en haar passie voor keramiek heeft geleid tot een serie urnen gemaakt van West‐Friese klei. Bedoeld voor de lokale tuinders, die zoals ze het zelf omschrijft: ‘jarenlang hebben lopen zwoegen op hun akker, en wat is er dan mooier dan na hun dood bijgezet te worden in een urn gemaakt van de grond waar hun hart ligt’. Kaag vond betekenis door het onderzoek dichtbij zichzelf te houden, en tegelijkertijd levert ‘Hier loit t ressie’ in groter verband reflectie op thema’s als krimp op het platteland, verdwijnen van rituelen en landschappen en omgang met de dood.

Usefulness en non-­use

Een ander micro-onderzoek maar met een breder bereik is het slakkenpoeponderzoek waarvoor oud-studente Lieske Schreuder in 2012 werd genomineerd voor de Doen/Materiaalprijs. Getergd door een slakkenplaag in haar achtertuin zocht Schreuder naar een mogelijk positieve functie van deze ogenschijnlijk nutteloze weekdieren. Ze ontdekte dat slakken wonderschone patronen eten uit papier en dat de kleur van dat papier terug te vinden is in de uitwerpselen van het dier. De samenstelling en substantie van de slakkenpoep bleek vervolgens prima geschikt om er een soort marmoleum van te maken. Of deze vondst werkelijk zal leiden tot grote slakkenpoep verwerkte producten is voor een afstudeerwerk minder relevant. In het onderzoek-en ontwerpproces heeft Schreuder alle mogelijke ontwerpmechanieken gevolgd en toegepast. De totaal andere denkrichting over nut, schaal en duurzaamheid die dat heeft opgeleverd biedt alweer zoveel aanknopingspunten voor nieuwe ideeën dat het eindproduct wellicht eerder de provocatie is die het teweegbrengt, dan het feitelijk voorgestelde product. Ontwerpers zullen, realistisch beschouwd, niet de grote maatschappelijke of duurzame vraagstukken oplossen. Zeker niet alleen. Ze zijn wel in staat om de onderliggende ideeën en implicaties van deze vraagstukken op te zoeken en te articuleren en deze toegankelijk en begrijpelijk te maken. Het vinden van nieuwe verhalen en ontdekken van nieuwe relaties ten opzichte van de materiële wereld en de objecten die ons omringen kan een middel zijn om tot kritische reflecties te komen. Het vooruitstrevende design duo Anthony Dunne en Fiona Raby meent dat “design that asks carefully crafted questions and make us think, is just as difficult and just as important as design that solves problems or finds answers”[2]

Het is dus passend dat juist binnen een opleiding productontwerp waar de praktijk van het vakgebied steeds weer bevraagd en opgerekt wordt, Frank van Meer in 2013 cum laude afstudeerde met Fossielen van de toekomst. Van Meer reisde met een zelfgebouwde oven naar locaties die hem voeden met grondstoffen, inspiratie en objecten die hun maatschappelijke functies verloren hadden. Ze waren in non­use geraakt. Een fase waar tot voor kort weinig productontwerpers zich om bekommerden. Door deze gevonden objecten met lokaal gewonnen klei af te gieten en weer terug te leggen in het landschap biedt Van Meer ons de mogelijkheid ze te herzien en er nieuwe betekenissen aan te geven. Dit project symboliseert de huidige transitie waarin het vakgebied zich bevindt. Onze relatie met de materiële wereld behoeft herziening vanuit verschillende invalshoeken. Grondstoffen, gebruik en betekenis zijn niet langer vanzelfsprekend. Een stap terug lijkt nodig om weer vooruit te kunnen, om nieuwe betekenissen te definiëren en andere moderniteiten te ontdekken. Usefulness en Non­use, het zijn twee thema’s die de fluïde praktijk van de hedendaagse ontwerper het beste omschrijven. Laverend tussen toegepast en autonoom, object en subject, speculatief en non‐speculatief, verleden en toekomst. Een stroming die door de huidige, jongste generatie op gang gezet voorlopig nog wel doorstroomt en vele zijtakken zal kennen. De opleiding bachelor of design in productdesign aan de HKU bouwt geen dijken op maar beweegt mee met deze stroom. Een mooiere introductie in het vakgebeid kan een student zich niet wensen.

Joanna van der Zanden, september 2014

 

[1] http://www.metropolismag.com/July-August-2014/What-Is-the-State-of-Design-

Criticism/?cparticle=2&siarticle=1

[2] Dunne, Anthony en Raby, Fiona, ‘Designer as Author’, artikel uit 2009 opgenomen in boek Design Act, Steinberg Press, 2011.