Of waarom het een goed idee is om een open schurendag te organiseren!
Op een ongerept grasveldje zo groot als een voetbalveld in de Utrechtse wijk Rotsoord, stonden tijdens Utrecht Manifest, de Biënnale voor Social Design vier tweedehands schuurtjes op een rij. De deuren open. De schuurtjes sloten aan bij een groter onderzoek naar autonome wijkeconomie en het veranderend werklandschap. We wilden inventariseren wat er in deze wijk in de schuurtjes gebeurt. In Rotsoord en Hoograven zijn schuurtjes alom aanwezig, verborgen achter de huizen staan ze in vele maten en soorten gemoedelijk tegen en naast elkaar met elk een eigen ingang vanaf de gedeelde steeg. We zagen direct de potentie van dit prachtig, wat rommelig en informeel achterlandschap en stelden ons een denkbeeldig, hyperlokaal netwerk van kennis, vaardigheden en spullen voor. Bestaat er zoiets als een schuurcultuur? En zo ja, kunnen de activiteiten die in de schuurtjes worden ondernomen bijdragen aan de autonomie van een wijkgemeenschap? Onze vier schuurtjes functioneerden als onderzoekslab waar we met buurtbewoners over hun schuur en de verborgen kwaliteiten ervan spraken. Het onderstaande betoog geeft een weerslag van deze gesprekken en de ideeën die ontstonden met de schuur als middelpunt. Of waarom het een goed idee is om een open schurendag te organiseren.
“Sorry, het is een rommel in m’n schuur.” Begin je over schuurtjes dan komt al snel het opruimen ter sprake, veel voornemens vooral, en onduidelijkheid over wat er precies moet worden opgeruimd. Rommel hoort nu eenmaal in een schuur, je zou het de humus van de schuurcultuur kunnen noemen, want wie wat bewaard heeft wat. Zoals die oudere man die zijn garage vol met potjes, laden en doosjes heeft staan, met liefdevol geschreven etiketten waarop ‘klein ijzerwaar’, ‘dopjes’ of ‘platkopspijkers’ staat. Hoe overzichtelijk zijn ruimte ook is ingedeeld, het moest toch snel weer eens worden opgeruimd. Uitzoeken, structureren, indelen en dan weer opnieuw uitzoeken, structureren en indelen, met de hoop tijdens dit ordenen tegen iets aan te lopen dat eerder nog niet was opgevallen. Want je weet nooit wanneer iets van pas komt, op welk moment het van waarde is.
Aanrommelen doe je dan ook niet in gestreste toestand; daar moet je gelaten voor zijn, een beetje zen, afwachtend op wat je tegenkomt en openstaan voor onverwachte verbindingen. Tussen de rommel aanrommelen heeft voor veel wetenschappelijke doorbraken gezorgd, en de wereld soms voorgoed veranderd.
Wij kennen weinig mensen van onze generatie (’60-’70) met een schuur, maar we hebben wel herinneringen: aan de schuur van vader, moeder, opa, buurman. Fijne ruimten waren dat, kleine toevluchtsoorden, vaak met een radio en altijd wel wat te doen, te ontdekken, te maken. Het was dé plek om je hobby uit te oefenen, aan brommers te sleutelen, meubels te timmeren, elektronische apparaten te ontmantelen of bijzondere dingen te bewaren en het begin van een verzameling aan te leggen. De eerste discofeestjes werden er ook gegeven. Tegenwoordig worden veel schuren volgestopt met tuinmeubelen, diepvrieskisten, ongeopende impulsaankopen, fietsen in alle soorten en maten en speelgoed (vaak van plastic in harde primaire kleuren) en is de ruimte die we reserveren om iets te maken geminimaliseerd. Een logisch gevolg van het consumentisme, waar we allemaal aan meedoen. Schaarse tijd besteden aan het zelf maken van iets terwijl het voor weinig geld om de hoek te koop is, leg dat maar eens uit! Klusjes doen we nog wel: kleine verbouwingen of reparaties aan het huis, een likje verf, een band plakken, een broek zomen of een stekker verwisselen. Waardevolle activiteiten, die we te weinig etaleren. Meer ruimte maken voor ‘klusjes’ is zoiets als meer ruimte maken voor aanrommelen, voor ontdekken en voor een koestering van het oude. Momenteel past alles wat we hiervoor nodig hebben nog op een plank, maar stel je voor dat je je ‘klusjes’ zou uitbreiden tot een professionele hobby. Het mag dan wellicht onsexy zijn om het op je CV te melden, wij zien er grote potentie in.
De economie van het ‘iets’, zo hebben we het ook wel eens omschreven. Het maakt niet uit wat je in je schuur doet, als je er maar iets doet. De waarde van dat iets doen ligt wellicht niet in het nu, maar kan elk moment relevant worden. Kijk naar Argentinië. De mensen die op hun manier goed door de crisis zijn gekomen, zijn al diegene die van iets een klein praktijkje wisten te maken. Iets verbouwen en weer verkopen, of iets repareren, herstellen, maken. Het maakt niet uit wat, maar duidelijk is dat als je weinig inventief en creatief bent, je volledig afhankelijk wordt van anderen. Kortom we kunnen het ons niet veroorloven om niets te doen. Het gaat ook om een rituele instandhouding van kennis tijdens de jaren dat we er misschien niet zoveel mee doen, maar die ten alle tijden geactiveerd kan worden.
Daarvoor is het belangrijk dat we de schuur belangrijk maken. Niet alleen voor onszelf, als een microkosmos waar we onze eigen wereld vormgeven en kunnen wegdromen, maar als werkplaats voor kleinschalige productie en opslag, waar we kennis en vaardigheden doorgeven en verzamelen. De activiteiten die nu nog in de schuur worden ondernomen zijn ons waakvlammetje van kennis. Alleen al hierom zouden we onze schuurdeuren vaker moeten opengooien. Laten zien waar onze passie ligt, waar we stiekem veel vanaf weten en over dromen, of alleen al om duidelijk te maken wat je mogelijk kan delen: kennis, spullen, apparaten etc. Als we dit alles inventariseren en delen weten we meteen waar onze strategische wijkreserve uit bestaat (en wat er eventueel mist).
Niet iedereen ziet de voordelen van een transparante schuurcultuur. De gedachte over een collectieve inzet van onze schuren doet de romantici onder ons gruwelen. Laat dat schuurtje nou maar die plek zijn waar je je kan terugtrekken en waar je lekker in je eigen comfortzone kan blijven. Alles behalve publiek maken! De schuur is een soort grote kast maar dan net groot genoeg om in te verblijven en waar beslist geen pottenkijkers thuishoren. Anderen menen dat het openstellen van deze private (nog onbevlekte?) ruimte het gevaar in zich heeft dat er een transformatie volgt van eigenheid naar Elle Wonen-achtige moderniteit, of wel ‘hoe men meent dat ’t hoort’. Weg rommel, weg ongereptheid.
Maar laten we er even vanuit gaan dat we niets aan de indeling of inrichting van de schuur veranderen en de rommel de rommel laten, wat is de meerwaarde van het gesloten houden van de schuurdeuren? Het risico is juist vele malen groter dat een actieve schuurcultuur langzaam verdwijnt, en hiermee ook de kleinste vaardigheden. Moeten we straks voor het repareren van onze fietsen ook Polen vragen? Of worden we afhankelijk van reparatiesubsidies. Bewijs dan maar eens hoe urgent je reparatie is.
Nee, wij zien juist een grote toekomst voor de schuur als belangrijke aanjager van een autonome wijkeconomie. ‘Kom maar achterom’; dat zou pas een mooie uitnodiging zijn. Dorpse taferelen in een stadse wijk. Waar elke buur vanuit zijn/haar schuur iets bijdraagt aan de autonomie van een kleine gemeenschap. Meehelpen de strategische wijkreserve op pijl te houden. Is dat een raar voorstel? Aan de buurtbewoners van Rotsoord in Utrecht zal het niet liggen; ze hebben allemaal iets te delen: van grote keukenspullen (voor grote partijen), reparatiekennis, een passie voor het zelf maken van jam of aarde, tot het opnieuw bekleden van oude stoelen. En die ene uitgebreide werkbank mag best vaker worden ingezet. Wie iets mag lenen hoeft het niet zelf aan te schaffen, en dat schept weer meer ruimte voor andere zaken. Een kijkje in andermans schuur biedt ook de mogelijkheid om nieuwe relaties te leggen, verbindingen te maken en andersoortige gesprekken te voeren. Een open schurendag zou hierin een aanjager kunnen zijn. Een inspiratiedag. De viering van de autonomie, op en top.
Niet overtuigd? Goed, dan nog één poging. Tijdens onze verkenningstocht in de wijk stuitten we op een klein bakstenen schuurtje. Het was geheel leeg op één ding na: een witte plastic stoel – zo’n Monobloc. Dat beeld van die ene stoel achtergebleven in het schuurtje, dat is toch een onverdraaglijk schrikbeeld. Als dat is wat we achterlaten als we er niet meer zijn. Stel je voor! Een soort demon van de overwinning van het kapitalisme. De mens als consument, sléchts consument, zonder creativiteit, zonder praktische inzichten, ontdekkingsloos en passief. Het zou de ondergang van de mensheid kunnen betekenen.
Bovenstaand essay is naar aanleiding van het project Schuurtjes in samenwerking met Arne Hendriks.